-
1 courrier
courrier [koerjee]〈m.〉3 koerier ⇒ bode, ijlbode, krant4 postvoertuig ⇒ postauto, -boot, -trein, -vliegtuig♦voorbeelden:courrier aérien • luchtpost〈 computer〉 courrier électronique • e-mail, elektronische postfaire son courrier • z'n post beantwoorden, z'n correspondentie afhandelen2 le courrier du coeur • de ‘Lieve-Lita’rubriekle courrier des lecteurs • de lezersrubriekm2) rubriek [krant]3) koerier, bode4) postvoertuig -
2 gant
gant [gã]〈m.〉♦voorbeelden:gants d'ouvrier, gants de protection • werkhandschoenengants de peau • leren handschoenengant de toilette • washandje〈 figuurlijk〉 ramasser, relever le gant • de handschoen opnemen, de uitdaging aannemen→ mainm -
3 retourner comme un gant
retourner comme un gant -
4 feuille
feuille [fuj]〈v.〉2 vel ⇒ blad, plaat, folie3 blad ⇒ krant, blaadje, tijdschrift♦voorbeelden:trembler comme une feuille (morte) • beven als een rietfeuille de maladie • ziektekostenformulierfeuille de paye • loonbriefje, -strookjefeuille de présence • presentielijstfeuille de route • marsorderfeuille des salaires • loonlijstfeuille intercalaire • inlegvelfeuille spéciale micro-ondes • magnetronfolief1) blad2) formulier3) bloemblaadje4) oor -
5 côte
cote [kot]〈v.〉1 waardering(scijfer) ⇒ beoordeling, cijfer, punt2 (referentie)nummer ⇒ merk, letter, cijfer, dossiernummer3 (beurs)notering ⇒ koers, cotering♦voorbeelden:1 cote d'amour • waardering, gunstige indruk 〈 deel van het examencijfer dat bepaald wordt door gedrag, presentatie en vroegere prestaties van de kandidaat〉la cote d'un cheval • de winstkans van een paardcote de popularité • populariteitscijfer, -graadavoir la cote, bénéficier d'une cote d'amour • in een goed blaadje staanf1) kust2) rib3) helling4) rib(stuk)5) (blad)nerf6) rib(bel)7) gewelfrib, richel -
6 plateau
plateau [plaatoo]〈m.〉1 (presenteer)blad ⇒ koffie-, theeblad♦voorbeelden:les hauts plateaux • het hooglandplateau d'un tourne-disques • draaitafel van een platenspelerm1) presenteerblad, dienblad2) plateau, hoogvlakte3) set [film]4) studio [tv]5) toneel [theater]6) schijf, boord [techniek] -
7 dent
dent [dã]〈v.〉♦voorbeelden:dent à pivot, à tenon • stifttanddent de sagesse • verstandskiesmordre à belles dents • lekker happen inrire à belles dents • hartelijk lachenil y en a pour une dent creuse • er is net genoeg om een holle kies mee te vullenavoir la dent dure • een scherpe tong hebbenavoir la dent mauvaise • kwaadsprekenavoir une dent contre qn. • gebeten zijn op iemandse casser les dents • falenclaquer des dents • klappertandenne pas desserrer les dents • zijn kiezen op elkaar houden, zijn mond niet opendoens'escrimer des dents • met smaak etenfaire, percer ses dents • tanden krijgengrincer des dents • knarsetandenpercer ses dents • tandjes krijgenserrer les dents • zijn kiezen op elkaar klemmenparler entre ses dents • binnensmonds pratenn'avoir rien à se mettre sous la dent • niets te eten hebbenil mange tout ce qui lui tombe sous la dent • hij eet alles wat hij krijgen kanêtre sur les dents • op zijn tandvlees lopengarder une dent contre qn. • boos blijven op iemandf1) tand, kies2) bergpiek, top -
8 lame
lame [laam]〈v.〉1 plaatje ⇒ strook, schijf2 lemmet ⇒ kling, blad♦voorbeelden:f1) (metaal)plaatje, strook, schijf2) lat3) lemmet, kling4) scheermesje5) golf [zee] -
9 lire
lire [lier]1 lezen2 lezen ⇒ ontcijferen, interpreteren, begrijpen3 zien ⇒ opmerken, gewaarworden♦voorbeelden:dans l'attente de vous lire • in afwachting van uw reactielire des yeux • stil, niet hardop lezenlire qc. en diagonale • iets vluchtig doorlezenlire un graphique • een grafiek lezen♦voorbeelden:1. f 2. v1) (voor-, af)lezen2) zien, opmerken3. se lirev -
10 ménager
ménager1 [meenaazĵee],ménagère [meenaazĵer]♦voorbeelden:→ salon————————ménager2 [meenaazĵee]1 sparen ⇒ zuinig (aan)doen met, met mate gebruiken2 ontzien ⇒ voorzichtig omgaan met, met respect behandelen3 regelen ⇒ zorgen voor, bezorgen4 aanbrengen ⇒ plaatsen, maken♦voorbeelden:1 ménagez vos expressions! • let op uw woorden!ne pas ménager ses paroles • geen blad voor de mond nemenménager son temps • zijn tijd goed, optimaal gebruikenn'avoir rien à ménager • nergens op hoeven te letten→ monture2 zichzelf bezorgen ⇒ zorgen voor, gedaan krijgen♦voorbeelden:se ménager du temps • tijd vrij zien te makenv1) sparen, zuinig zijn (met)3) regelen4) aanbrengen, maken -
11 parler
parler1 [paarlee]〈m.〉————————parler2 [paarlee]♦voorbeelden:1 parler pour ne rien dire • maar wat praten, leuterensavoir ce que parler veut dire • aan een half woord genoeg hebbenparler à tort et à travers • maar doorpraten, doorratelenparler crûment • geen blad voor de mond nemengénéralement parlant • in het algemeen (gesproken)parler mal de qn. • kwaad over iemand sprekenqu'on ne m'en parle plus • ik wil er niets meer over horenn'en parlons plus • zand erovervoilà qui est parler • zo mag ik het horen!parler à qn. • met, tegen iemand pratenparler à l'oreille de qn. • tegen iemand fluisterentrouver à qui parler • ondervinden, merken wie men tegenover zich heefton parle sans cesse d' intégrité • men heeft het steeds over integriteitles faits parlent d' eux-mêmes • de feiten spreken voor zichzelfparlez-moi de cela • praat me daar niet van〈 informeel〉 de quoi ça parle, ce livre? • waar gaat dat boek over?sans parler de • om nog maar te zwijgen vanil parlait de partir pour les Etats-Unis • er was sprake van dat hij naar Amerika zou gaanparler pour qn. • voor iemand pleiten〈 informeel〉 tu parles • het mocht wat, reken maar, schei uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreken♦voorbeelden:parler le français • Frans kunnen spreken1 met elkaar, in zichzelf pratenv1) spreken (over), praten (over)2) bieden [kaarten] -
12 plat
plat1 [plaa]〈m.〉2 schotel ⇒ gerecht, gang3 plat ⇒ vlakke, platte kant♦voorbeelden:plat cuisiné • kant-en-klaargerechtplat régional • plaatselijke specialiteit3 le plat de l'épée • de vlakke kant van het lemmet, het blad van het zwaardplat de la main • vlakke handmettre les petits plats dans les grands • vorstelijk onthalen————————plat2 [plaa]1 vlak ⇒ plat, effen2 vlak ⇒ alledaags, onbeduidend3 laag ⇒ nederig, kruiperig♦voorbeelden:à plat • plat, leegbatterie à plat • lege accu〈 figuurlijk〉 être à plat • op zijn; gedeprimeerd zijnmettre qc. à plat • iets (plat) neerleggenvin plat • verschaalde wijn1. m1) schaal2) schotel, gerecht, gang3) vlakke, platte kant2. adj1) vlak, plat, effen2) alledaags, banaal3) nederig, kruiperig4) smakeloos, slap -
13 envers
envers1 [ãver]〈m.〉2 schaduwzijde ⇒ schaduwkant, (het) verborgen leven3 (het) tegenovergestelde ⇒ tegendeel, (het) omgekeerde, tegenhanger♦voorbeelden:à l'envers • binnenstebuiten, achterstevoren, averechts 〈 breien〉étoffe sans envers • keerbare stof3 à l'envers • in de omgekeerde richting, verkeerd omvous avez pris mes paroles tout à l'envers • u heeft mijn woorden helemaal verkeerd opgevatavoir l'esprit, la tête à l'envers • de kluts kwijt zijnaller, marcher à l'envers • mis gaanprendre à l'envers • verkeerd aanpakken→ monde————————envers2 [ãver]〈 voorzetsel〉1 jegens ⇒ ten opzichte van, bij♦voorbeelden:¶ envers et contre tous, tout • tegen alles en iedereen; ondanks alles1. m1) keerzijde, achterzijde, onderkant2) schaduwzijde3) tegendeel, (het) omgekeerde2. prépjegens, ten opzichte van -
14 musique
musique [muuziek]〈v.〉1 muziek2 muziek(boek) ⇒ muzieknoten, -blad♦voorbeelden:musique de fond • achtergrondmuziek〈 figuurlijk〉 c'est une autre musique • dat is een ander geluid, dat is nog eens wat anderstravailler en musique • met muziek aan werken2 mettre en musique • toonzetten, op muziek zetten¶ en avant la musique • hop, vooruit met de geitf -
15 organe
organe [orgaan]〈m.〉2 stem ⇒ orgaan, spraakwerktuig3 instelling ⇒ (staats)lichaam, orgaan♦voorbeelden:organes des sens • zintuigen1. m1) orgaan2) stem3) instelling4) spreekbuis5) dagblad6) middel7) hoofddeel2. organesm pl
См. также в других словарях:
Нидерландский язык — Самоназвание: Nederlands Страны: Нидерланды, Бельгия … Википедия
Blatt — (Sich) kein Blatt vor den Mund nehmen: sich ohne Scheu aussprechen, geradeheraus reden, sich rücksichtslos, unumwunden äußern, jemandem tüchtig die Meinung sagen. Die Redensart spiegelt eine alte Theatersitte wider. Die Schauspieler machten sich… … Das Wörterbuch der Idiome
Zunge — 1. An der Zunge des Bewerbes hüpft der Name des Geliebten. 2. An der Zunge erkennt man den Kopf (Menschen). 3. Auf der Zunge Honig, unter der Zunge Essig. 4. Auf eine wunde Zunge muss man keinen Pfeffer streuen. 5. Beherzte Zunge, blödes Herz.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pep (magazine) — Pep Pays Pays Bas Langue néerlandaise Périodicité Hebdomadaire Genre bande dessinée Date de fondation … Wikipédia en Français
Fang — 1. Das ist ein guter Fang, drei Huren auf Einen Gang. Holl.: Dat zijn vette dingen, zei Hans, drie hoeren op een blad. (Harrebomée, II, 134.) 2. Das war ein Fang, sagte der Bettler, als er in Einem Griff zehn Läuse fing. Holl.: Dat is eene… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gewissen — 1. Ae gut Gewissen schläft ruhig ufen Kissen. (Waldeck.) – Curtze, 363, 585. 2. An Gewêten üs an Schlaghterhünj. (Nordfries.) – Firmenich, III, 6, 91. 3. Bei gutem Gewissen und trocknem Brot leidet man nicht Noth. 4. Besser in einem unverletzten… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Liebe — 1. Ade, Lieb , ich kann nicht weine, verlier ich dich, ich weiss noch eine. Auch in der Form: Adieu Lieb, ich kan nit weinen, wilt du nit, ich weiss schon einen. (Chaos, 60.) »Wenn dir dein Liebchen untreu war, musst du dich nur nicht gleich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Abe Lenstra — (1955) Abe Lenstra ([ ɑ:bə lɛnstɾa], * 27. November 1920 in Heerenveen; † 2. September 1985 ebenda) war ein niederländischer Fußballspieler. Er spielte seit de … Deutsch Wikipedia
Kopf — 1. Abgehauener Kopf braucht keine Sturmhaube mehr. 2. Am Kopf des Narren lernt der Junge scheren. Die Araber in Algerien: Am Kopfe der Waise macht der Chirurg Versuche. Die ägyptischen Araber: Er lernt das Schröpfen an den Köpfen der Waisen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Blatt — 1. Behalt ein gutes Blatt auf die letzte Lese. – Simrock, 1125; Sailer, 279; Körte, 640. Vernünftige Sorge für die Zukunft. Holl.: Al hadden zij ook al hun moes verkocht, zij zouden toch nog het beste blad behouden hebben. (Harrebomée, I, 59.) 2 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon